
Jurisprudentie
BB7702
Datum uitspraak2007-11-07
Datum gepubliceerd2007-11-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers41325 / HA ZA 01-2826
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers41325 / HA ZA 01-2826
Statusgepubliceerd
Indicatie
Comparitie van partijen in combinatie met een (aanvullend) mondeling verslag van de deskundige gelast, nadat in langdurige procedure 2e aanvullend deskundigenbericht - mede op formele gronden - onvoldoende uitsluitsel biedt.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 41325 / HA ZA 01-2826
Vonnis van 7 november 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Stellendam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.A. Visser,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Alblasserdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. H.W.F. Klarenaar.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 8 maart 2001 en de tussenvonnissen van 8 januari 2003, 29 september 2004, 13 april 2005 en 13 december 2006,
- het op 31 mei 2007 ter griffie van de rechtbank gedeponeerde deskundigenbericht van ing. J. de Vries,
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres],
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde], met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De omschrijving van het geschil
in conventie en reconventie
2.1. In conventie vordert [eiseres] – kort samengevat – betaling van € 4.991,58 (f 11.000,-), vermeerdert met rente en kosten, ter zake van openstaande facturen voor aan [gedaagde] geleverde producten en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] voert daartegen verweer. Zij beroept zich op het recht om haar betalingsverplichtingen op te schorten en op ontbinding van de koopovereenkomst en voert daartoe aan dat door een door [eiseres] geleverd product een rottingsproces en agressieve roestvorming bij haar machines is opgetreden.
2.2. In reconventie vordert [gedaagde] – kort samengevat – betaling van schade die zij heeft geleden en nog zal lijden, voorlopig begroot op € 15.000,-, en medewerking aan een te gelasten schadestaatprocedure, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [gedaagde] baseert deze vordering op de stelling dat [eiseres] door de levering van een product dat een ondeugdelijke werking heeft toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en de daardoor geleden schade en nog te lijden schade dient te vergoeden. In de loop van de procedure heeft [gedaagde] haar schade voorlopig nader begroot op € 312.934,-. [eiseres] betwist dat zij een ondeugdelijk product heeft geleverd en stelt dat het optreden van de schade aan [gedaagde] zelf is te wijten. Voorts betwist [eiseres] de omvang van de door [gedaagde] opgevoerde schadeposten en het bestaan van een causaal verband tussen diverse schadeposten en de aan haar verweten tekortkoming. Daarbij bestrijdt [eiseres] tevens de verschuldigdheid en omvang van door [gedaagde] gestelde buitengerechtelijke incassokosten.
2.3. Bij tussenvonnis van 8 januari 2003 heeft de rechtbank overwogen dat op [gedaagde] de bewijslast rust van de stelling dat het door [eiseres] geleverde koelsmeermiddel CC-243 en/of reinigingsmiddel niet de eigenschappen bezit(ten) die zij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Voorts heeft de rechtbank bij dat vonnis een deskundigenbericht gelast en ir. H.J. van der Mijle Meijer, verbonden aan TNO Industrie, tot deskundige benoemd. De deskundige heeft ter beantwoording van de door de rechtbank bij dat tussenvonnis gestelde vragen onder meer onderzoek verricht naar het koelsmeermiddelen CC-243 en het schoonmaakmiddel Techniclean en op 11 februari 2004 het rapport met zijn bevindingen en antwoorden gedeponeerd. Aan de hand daarvan is de rechtbank bij tussenvonnis van 29 september 2004 tot het oordeel gekomen dat is niet komen vast te staan dat de door [gedaagde] geleden schade is veroorzaakt door de door [eiseres] geleverde en gebruikte middelen CC-243 en Techniclean.
2.4. Bij het tussenvonnis van 29 september 2004 heeft de rechtbank voorts overwogen dat nu uit het onderzoek van de deskundige is gebleken dat zich in de corrosieputten chloor bevindt dat niet afkomstig is van het koelsmeermiddel CC-243 en het schoonmaakmiddel Techniclean nog de mogelijkheid open staat dat het chloor afkomstig is van het door [eiseres] gebruikte bacteriedodende middel, dat aldus de corrosie kan hebben veroorzaakt. Op grond daarvan heeft de rechtbank een aanvullend deskundigenonderzoek wenselijk geacht en partijen gelegenheid gegeven op te geven of zij naast AC Cleaner en/of Kathon nog andere (bacteriedodende) middelen hebben gebruikt.
2.5. Bij tussenvonnis van 13 april 2005 heeft de rechtbank een onderzoek door voornoemde deskundige gelast ter beantwoording van de vraag of de middelen AC Cleaner en/of Kathon de corrosie aan de machines van [gedaagde] hebben kunnen veroorzaken. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat anders dan [eiseres] heeft bepleit, niet behoeft te worden onderzocht welk soort Techniclean [gedaagde] zou hebben gebruikt, omdat in dit geding slechts behoeft te worden vastgesteld of de corrosie is veroorzaakt door een middel dat door [eiseres] is toegepast.
2.6. De deskundige heeft op 20 juni 2006 zijn rapport met zijn bevindingen en antwoorden gedeponeerd (verder: het 1e aanvullend deskundigenbericht). Op basis van dat rapport is de rechtbank bij tussenvonnis van 13 december 2006 tot het oordeel gekomen dat het middel AC Cleaner de corrosie aan de machines van [gedaagde] niet kan hebben veroorzaakt. Bij dat vonnis heeft de rechtbank wederom een onderzoek door de voornoemde deskundige gelast omdat het middel Kathon®MWX eerst enige tijd na afronding van het 1e aanvullend deskundigenbericht ter beschikking was gekomen, zodat de deskundige op basis van het deskundigenonderzoek geen uitspraak over de invloed van dat middel op de corrosiebestendigheid van staal had kunnen doen. De rechtbank heeft het deskundigenbericht gelast ter beantwoording van de volgende vragen:
I. heeft het middel Kathon®WMX de corrosie aan de machines van [gedaagde] kunnen veroorzaken?
II. heeft u opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil relevant kunnen zijn?
2.7. Op 31 mei 2007 is ter griffie gedeponeerd het rapport van de ing. J. de Vries (de door de griffie opgemaakte akte van depot vermeldt abusievelijk H.J. van der Mijle Meijer), verbonden aan TNO Industrie en Techniek (verder: het 2e aanvullend deskundigenbericht). In dit rapport is vermeld dat uit het deskundigenonderzoek de volgende belangrijkste conclusies naar voren komen:
1. Het anti-bacteriologisch middel Kathon®MWX heeft in oplossing van leidingwater en snijolie CC234 geen visueel aantoonbare invloed op het corrosiegedrag van staal;
2. Het monster Kathon®MWX heeft in oplossing met leidingwater geen aantoonbare invloed op het corrosiegedrag van het staal.
2.8. [eiseres] heeft meegedeeld geen opmerkingen over de inhoud van het 2e aanvullend deskundigenbericht te hebben en geconcludeerd dat vast staat dat de door haar geleverde producten de corrosie aan de machines van [gedaagde] niet kan hebben veroorzaakt.
2.9. [gedaagde] stelt dat het door de rechtbank gelaste deskundigenonderzoek niet is afgerond nu de deskundige bij de proef alleen de juiste dosering van het middel Kathon®MWX heeft toegepast en de inhoud van de twee zakjes van dat middel niet heeft gecontroleerd op de juiste samenstelling. Zij voert daarbij aan dat de deskundige ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan het met deze stelling overeenstemmende commentaar dat zij, vooruitlopende op haar definitieve commentaar, bij e-mail van 25 april 2007 op het concept van het 2e aanvullend deskundigenbericht heeft geleverd.
3. De verdere beoordeling
3.1. De rechtbank ziet om na te melden redenen aanleiding een (aanvullend) mondeling verslag van de deskundige in combinatie met een comparitie van partijen te gelasten. Deze comparitie van partijen zal dienen om na te melden inlichtingen van partijen te verkrijgen en om te onderzoeken of partijen het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Het (aanvullend) mondeling verslag van de deskundige zal dienen ter voltooiing van het deskundigenbericht en ter verkrijging van een toelichting van de deskundige op na te melden punten.
3.2. Het 2e aanvullend deskundigenbericht is uitgebracht door een ander persoon (ing. J. de Vries) dan de door de rechtbank benoemde deskundige, die weliswaar evenals de benoemde deskundige (ir. H.J. van der Mijle Meijer) aan TNO Industrie en Techniek is verbonden. Een reden daarvoor is niet opgegeven en een verzoek om de benoemde deskundige te vervangen door ing. J. de Vries is niet gedaan. Evenmin is gebleken waaruit de deskundigheid van laatstgenoemde bestaat. Reeds hieruit volgt dat het door de rechtbank gelaste deskundigenonderzoek niet is afgerond. Daarbij komt de deskundige niet, zoals van hem mocht worden verwacht, heeft gereageerd op het door [gedaagde] bij e-mail van 25 april 2007 geleverde commentaar op het concept rapport.
3.3. In het 1e aanvullend deskundigenbericht heeft de deskundige, onder verwijzing naar e-mailcorrespondentie van 21 juni 2005, vermeld dat uit verkregen informatie van de leverancier van het middel Kathon®MWX naar voren komt dat het middel corrosief is en dat ter voorkoming van overmatige aantasting van staal als gevolg van corrosie dit middel in de juiste dosering moet worden toegevoegd aan de snijolie / koelsmeermiddel met aanwezigheid van een corrosie inhibitor. Onduidelijk is of en in hoeverre die informatie zich verhoudt tot de in het 2e aanvullend deskundigenbericht neergelegde conclusie dat het monster Kathon®MWX in oplossing met leidingwater geen aantoonbare invloed heeft op het corrosiegedrag van staal. Op dit punt acht de rechtbank een nadere toelichting van de deskundige nodig.
3.4. [gedaagde] heeft een bedrag van € 1.071,- als voorschot ter zake van de kosten van de deskundige voor het 2e aanvullend deskundigenbericht ter griffie van deze rechtbank gedeponeerd. De deskundige heeft tot op heden geen declaratie voor zijn loon en kosten voor het 2e aanvullend deskundigenbericht ingediend. De deskundige zal uiterlijk ter zitting een gespecificeerde opgave daarvan dienen te doen, aan het deskundigenverhoor verbonden loon en kosten daaronder begrepen. Partijen zullen aansluitend ter zitting in de gelegenheid worden gesteld op die opgave te reageren.
3.5. Het door [gedaagde] gewenste onderzoek naar de invloed van het middel Kathon®MWX op het corrosiegedrag van staal wanneer dit middel in een te hoge dosering wordt gebruikt, zal slechts nodig kunnen zijn indien [eiseres] die invloed in dat geval bestrijdt. Uit de door [eiseres] naar aanleiding van de door de deskundige weergegeven informatie van de leverancier gemaakte opmerking dat de correspondentie waarop de deskundige zich baseert niet is overgelegd, blijkt daar niet van. Die correspondentie is vervolgens door [gedaagde] bij haar conclusie van antwoord na het 1e aanvullend deskundigenbericht in het geding gebracht, zodat ter comparitie een duidelijke stellingname van [eiseres] daaromtrent mag worden verwacht.
3.6. Tussen partijen is niet in geschil dat één zakje van het middel Kathon®MWX per 50 gallon koelsmeermiddel dient te worden toegepast gedurende maximaal drie dagen. [gedaagde] stelt dat [eiseres] dit middel bij alle tien metaalbewerkingsmachines van [gedaagde] heeft gebruikt door per machine een nacht lang een zakje daarvan in het koelsmeermiddelreservoir te hangen en dat de inhoud van die reservoirs maximaal 50 liter bedraagt. [eiseres] heeft daartegen aangevoerd zij het middel Kathon®MWX tweemaal (in mei 2000 en in de week van 27 oktober 2000) bij één en dezelfde machine (de Okuma MC 5VA daterend uit 1998) heeft toegepast en dat de inhoud van het koelsmeermiddelreservoir van die machine meer dan 50 gallon bedraagt. Op [gedaagde] rust de bewijslast van deze, aldus gemotiveerd betwiste, stelling. Alvorens [gedaagde] met het bewijs daarvan zal worden belast, zal zij in de gelegenheid worden gesteld haar stelling nader te staven met specificaties van de inhoud van de koelsmeermiddelenreservoirs van haar machines, die van de Okuma MC 5VA uit 1998 in het bijzonder, en het/de tijdstip(pen) waarop de machines door [eiseres] met het middel Kathon®MWX zou zijn behandeld. [eiseres] zal een specificatie van haar in het geding zijnde facturen kunnen overleggen, waaruit het aantal geleverde en in rekening gebrachte zakjes Kathon®MWX blijkt. Voorts zal [gedaagde] opgave dienen te doen van de bewijsmiddelen voor haar stelling waarover zij kan beschikken.
3.7. Indien en voor zover de aansprakelijkheid van [eiseres] voor schade aan de machines van [gedaagde] komt vast te staan, komt de rechtbank toe aan een beoordeling van het door [eiseres] gedane beroep op eigen schuld van [gedaagde] bij het ontstaan van schade aan de machines en de door [gedaagde] geleden vermogensschade.
3.8. In het kader van het beroep op eigen schuld van [gedaagde] bij het ontstaan van schade aan de machines heeft [eiseres] het volgende aangevoerd:
a. De schimmelbesmetting leidde tot roest en die schimmelbesmetting bestond voordat [gedaagde] het door [eiseres] geleverde koelsmeermiddel CC 243 ging gebruiken;
b. Uit het deskundigenbericht blijkt dat reinigingsmiddelen van invloed kunnen zijn op de corrosiebestendigheid. [gedaagde] heeft het reinigingsmiddel Techniclean gebruikt dat niet door [eiseres] was geleverd en meerdere varianten kent. [gedaagde] dient opgave te doen van de door haar gebruikte variant;
c. Uit het deskundigenbericht blijkt dat oplosmiddelen van invloed kunnen zijn op corrosiebestendigheid. [gedaagde] heeft verklaard dat zij bij het reinigen van haar machines gebruik heeft gemaakt van oplosmiddelen. [gedaagde] dient opgave te doen van het door haar gebruikte oplosmiddel.
Voor het geval de rechtbank aan de beoordeling van het beroep op eigen schuld toekomt, behoeft de rechtbank inlichtingen van [gedaagde] omtrent de variant van het niet door [eiseres] geleverde middel Techniclean dat zij heeft gebruikt, alsmede de door haar gebruikte oplosmiddelen bij het reinigen van de machines en de wijze waarop zij die destijds gebruikte. Mede aan de hand van die inlichtingen wenst de rechtbank met partijen te bespreken of een deskundigenonderzoek naar de invloed op corrosiebestendigheid van de door [gedaagde] gebruikte middelen noodzakelijk is. Voorts zal [eiseres] opgave dienen te doen van de bewijsmiddelen voor haar voormelde stellingen waarover zij kan beschikken.
3.9. [gedaagde] heeft de door haar geleden schade voorlopig nader begroot op € 312.934,-.
Ingevolge het ook vóór 1 januari 2002 geldende artikel 612 Rv dient een rechter die een veroordeling tot schadevergoeding geeft voor zover hem dit mogelijk is de schade in het vonnis te begroten. Anders dan [eiseres] meent, is een vermeerdering van eis van [gedaagde] derhalve niet noodzakelijk om in deze procedure een schadevergoeding van meer dan € 15.000,- te kunnen toewijzen.
3.10. Uit het door [eiseres] gevoerde verweer blijkt dat zij niet beschikt over de kleurafdrukken van foto’s die zich bevinden in het exemplaar van de akte in conventie en reconventie tevens houdende nadere bijzonderheden inzake de schade van [gedaagde] dat aan de rechtbank is overlegd. Aangezien partijen moeten beschikken over dezelfde bescheiden als waarover de rechtbank beschikt, dient [gedaagde] alsnog kleurenafdrukken van die foto’s aan [eiseres] toe te zenden.
3.11. Een groot deel van de gestelde schade betreft de kosten van reparaties aan machines die in 2004 nog uitgevoerd moesten worden en de kosten van gereedschappen die in 2004 nog vervangen moesten worden. [gedaagde] dient schriftelijke op te geven welke van deze reparaties inmiddels zijn uitgevoerd en welke van die gereedschappen inmiddels zijn vervangen, zulks onder specificatie van de daaraan verbonden kosten.
3.12. [eiseres] heeft alle door [gedaagde] opgevoerde schadeposten uitvoerig gemotiveerd bestreden. De bewijslast van die schadeposten rust op [gedaagde]. Voorshands lijkt nadere bewijslevering ten aanzien van meerdere schadeposten noodzakelijk.
3.13. Na het verstrekken van vorenbedoelde inlichtingen zal de rechter met partijen de (meest proceseconomische) voortgang van de procedure bespreken. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen en dat zij opgave dienen te doen van hun verhinderdata en die van eventuele getuigen die zij wensen te laten horen over de periode van drie maanden na de datum van de comparitie.
3.14. Voor de comparitie van partijen in combinatie met het verhoor van de deskundige wordt een tijdsduur van 3 uur uitgetrokken.
3.15. Indien één van partijen het voor de door haar te verstrekken inlichtingen noodzakelijk acht dat de rechter in aanwezigheid van partijen de ter griffie gedeponeerde videoband bekijkt, dient deze dat uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen comparitiedatum schriftelijk aan de rechtbank en de wederpartij mee te delen.
3.16. [gedaagde] dient de onder 3.10 bedoelde kleurenafdrukken uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen comparitiedatum aan [eiseres] toe te zenden.
3.17. Partijen dienen de hiervoor onder 3.6 en 3.11 van hen verlangde schriftelijke opgave en/of specificaties alsmede overige relevante bescheiden waarop zij zich ter staving van hun stellingen willen beroepen, voor zover niet reeds overgelegd, uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen comparitiedatum in kopie te zenden aan de wederpartij en aan de rechter. Behoudens klemmende redenen of overmacht kunnen stukken die te laat zijn ingediend, niet ter terechtzitting aan de orde komen.
3.18. Ten overvloede wordt opgemerkt dat uit het niet verstrekken van de hiervoor gevraagde informatie zal de rechter die gevolgtrekking zal kunnen maken die gerade voorkomt.
4. De beslissing
De rechtbank
draagt de deskundige, ir. H.J. van der Mijle Meijer, op om op nader te bepalen datum en tijdstip ter zitting (aanvullend) mondeling verslag uit te brengen;
beveelt, dat partijen in persoon op een nader te bepalen datum en tijdstip verschijnen in het gebouw van de rechtbank aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht voor mr. J.C. Halk;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 21november 2007 voor opgave van verhinderdata in de daaropvolgende vier maanden,
draagt de griffier op bij de deskundige vorenbedoelde verhinderdata op te vragen, onder toezending van een afschrift van dit vonnis;
draagt de griffier op de deskundige schriftelijk te informeren over de datum en het tijdstip waarop vorenbedoelde zitting wordt bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2007.?